Beschouwing van de argumenten van de rechtbank voor ontheffing
De beoordeling van de rechtbank verder beschouwende kan worden gesteld
dat het door haar geoordeelde “belang”
van voortzetting van de pleeggezinplaatsing en het door haar geoordeelde “nadeel” van terugplaatsing van
dochtertje bij mij, in doorslaggevende mate werd bepaald door onderstaande argumenten;
1. “Uit recent onderzoek blijkt veeleer dat
de bloedband in de pleegzorgpraktijk geen rol speelt.”;
2. “Dat het bijzonder onwenselijk is dat een kwetsbaar
jong (pleeg-)kind als dochter wordt verplaatst naar een nieuwe gezinssituatie.
Het weghalen van een jong, in het pleeggezin gehecht kind, kan zorgen voor een terugval
in gedrag bij het kind en zorgen voor blijvende schade;
3. De vader heeft
naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval twee keer de belangen van
dochtertje op ernstige wijze geschaad. De eerste keer is dat gebeurd doordat
hij samen met de stiefmoeder dochtertje
in 2010 uit haar vertrouwde sociale omgeving heeft weggehaald en meegenomen
naar Griekenland;
4. Daarnaast hebben de vader en de
stiefmoeder lange tijd, onder meer door publicaties op het internet, een ware
kruistocht tegen het pleeggezin gevoerd;
5. “Ook de onderzoekers hebben vastgesteld dat
de stiefmoeder kampt met ernstige persoonlijkheidsproblematiek”;
6. “Dit alles
overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat het belang van de vader om dochtertje in zijn gezin op te voeden niet opweegt
tegen het belang van dochtertje bij
duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit in haar leven. Deze duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit kan
dochtertje niet worden gegarandeerd indien
het gezag van de vader zal worden gehandhaafd, omdat naar het oordeel van
de rechtbank redelijkerwijs te verwachten is dat de vader zal blijven doorgaan
met zijn gevecht tegen de pleegouders en zijn gevecht voor terugplaatsing van
dochtertje bij hem”.
Over
argument 1.
“Uit recent onderzoek blijkt veeleer dat
de bloedband in de pleegzorgpraktijk geen rol speelt”
Deze stelling stoelt op “bevindingen” van;
orthopedagoog
prof. dr. P. van den Bergh;
pedagoog
dr. A.M. Weterings en
orthopedagoog
prof. F. Juffer.
*Het doel van de
hulpverlener mag nooit het vermijden van een uithuisplaatsing zijn;
*De beslissingen moeten
wel transparant zijn en tevens moet de beginsituatie duidelijk zijn op grond
waarvan een bepaald doel wordt gesteld.
2. Het juridisch kader.
Juristen doen soms de inspanningen van de hulpverlening onrecht aan
*Art. 9 (uithuisplaatsing) van het
IVRK (Internationaal verdrag van de rechten van het kind) beperkt de bewegingsvrijheid van de hulpverlener;
*Art. 8 Europees EVRM (Europees verdrag voor de rechten van de mens) maakt uithuisplaatsingen nog moeilijker.
Zo verplicht het EVRM de
hereniging ouder - kind na een uithuisplaatsing.
In Nederland kan een uithuisplaatsing pas
*Indien vrijwillige
hulp niet meer mogelijk is;
*Intensieve thuishulp
niet meer mogelijk is;
*Uithuisplaatsing noodzakelijk is."
(Pagina 15)
"3. Indien een pleegplaatsing op jonge leeftijd. Welke leeftijd
is de beste leeftijd om een kind terug naar huis te oriënteren?
Professor: Dit is een verkeerd
perspectief. Dit is gericht op de ouders. Je moet gericht zijn op het kind. Dit
is de moraal van het verhaal vandaag. Het
kind moet terug naar huis d.i. niet de bedoeling. Kijken naar het
kind"
Waarom heeft de rechtbank zich uitsluitend
laten adviseren door de bevindingen van dit nationale trio die de belangen
van de bloedband en biologisch ouderschap volkomen aan de kant schuiven terwijl
is aangetoond dat het “gewicht” van de bloedband niet valt weg te cijferen en
door het overgrote deel van de mensheid als onverbrekelijk en van fundamenteel
belang wordt beschouwd?
Typ maar eens in Google: “Onverbrekelijke bloedband” of “Unbreakable blood ties” dan
verschijnen er talloze pagina’s bevestiging van de importantie daarvan.
Typ daarentegen: “Bloedband speelt geen rol” vind
je alleen de beschikking van mijn ontheffing en een artikel van eerstgenoemde
van voornoemd trio: P v.d. Bergh.
VAN GEEN ENKEL ANDER!
Sinds 1180 is de uitdrukking “Blood is thicker than water” een
wereldwijd onderschreven uitdrukking en daar denkt v.d. Bergh met z’n twee
volgelingen dan nu zo maar even een eind aan te kunnen maken!
Nee heer v.d. Bergh, al bent U
tien keer geridderd en al heeft U tien keer 35 jaar als wetenschapper aan de
afdeling orthopedagogiek gewerkt en al wordt U tien keer uitmuntend geoordeeld,
deze 800 jaar bestaande en wereldwijd onderschreven en geaccepteerde
stelling schuift U niet zomaar even van tafel, net zo min als EMOTIONELE existentiële
loyaliteit !
Waarom heeft de rechtbank de
bevindingen van de internationaal gerespecteerde en geaccepteerde Hongaars- Amerikaanse psychiater/psychotherapeut/gezinstherapeut Iván Böszörményi-Nagy, die reeds sinds 1957 op grond van ervaringen
de internationaal wijdverbreide en toegepaste "contextuele therapie"
ontwikkelde,
niet meegenomen in de overweging?
Kinderrechters horen toch van deze, (in
kringen van jeugd- en pleegzorg en adoptiebegeleiding internationaal
gerespecteerde) psychiater en zijn ondervindingen op de hoogte te zijn en deze op
z’n minst tegen die van voornoemd trio af te wegen! Maar
nee, de rechtbank neemt direct aan wat dit drietal haar voorschotelt, zonder
informatie van andere deskundigen op te vragen en daartegen af te wegen!
Over
argument 2:
“dat het bijzonder onwenselijk is dat een kwetsbaar
jong (pleeg-)kind als dochter wordt verplaatst naar een nieuwe
gezinssituatie. Het weghalen van een jong, in het pleeggezin gehecht kind, kan
zorgen voor een terugval in gedrag bij het kind en zorgen voor blijvende
schade.”
Deze stelling is een in z’n algemeenheid
beschouwd tot stand gekomen stelling en zolang deze stelling niet is afgezet
tegen een te beoordelen individuele situatie, mag er geen enkel juridisch
gewicht aan worden toegekend omdat elk individueel geval nader dient te worden beschouwd
om de mate van kwetsbaarheid van het kind en de mate van waarschijnlijkheid van
terugval in gedrag per situatie te kunnen inschatten.
Over de kwetsbaarheid van dochter bestaat echter
een groot meningsverschil tussen een orthopedagoog/gedragswetenschapper van
de betreffende pleegzorginstelling enerzijds en maar liefst twee forensische
psychologen in Nederland én een forensische psychiater én een kinderpsycholoog
in Griekenland anderzijds.
De orthopedagoog geeft aan dat dochtertje na
zeven jaar nog steeds een “ernstig
hechtingsprobleem” heeft, terwijl de twee psychologen in Nederland
verklaren dat er bij dochter geen sprake is van een hechtingsprobleem doch dat
er nog slechts enkele kenmerken van niet aangepast gehechtheidgedrag
waarneembaar zijn en eveneens de Griekse Psychiater en psycholoog verklaren
dat dochtertje een probleemloze hechting heeft ontwikkeld met vader,
stiefmoeder en stiefzus.
Wanneer een kind uitsluitend is
gehecht aan het pleeggezin zou dat misschien kunnen zorgen voor terugval maar
wanneer een kind eveneens gezond gehecht is aan de biologische ouder,
zoals in mijn geval, (hetgeen de rechtbank zelf heeft vastgesteld),
hoeft er toch niet meer voor terugval te worden gevreesd.
Zelfs P. v. d. Bergh onderschrijft dit:
“De overweging tot terugplaatsing
van een kind zal gebaseerd moeten worden op een reële kans dat het kind bij
terugplaatsing voldoende veilige gehechtheid aan zijn ouder kan opbouwen
door de (toegenomen) sensitiviteit van de ouder zodanig dat hij zich adequaat
kan ontwikkelen”.
Mijn dochtertje hoeft geen veilige
gehechtheid met haar vader op te bouwen, die heeft ze al opgebouwd en dat is
zelfs door de rechtbank bevestigd, (al
houdt ze zich wijselijk op de vlakte door te stellen: “een zekere gehechtheidrelatie”), net zoals ze zich op de
vlakte hield over mijn opvoedkundige kwaliteiten waarvan ze niet kan
ontkennen dat die meer dan “good enough” zijn!
Bovendien heeft het verblijf gedurende de zes
maanden die mijn dochtertje in mijn gezin heeft doorgebracht in Griekenland aangetoond
dar er van terugval geen enkele sprake was doch juist geestelijke en
lichamelijke progressie werd aangetoond door de deskundigen aldaar!
Het is duidelijk dat de rechtbank zich uitsluitend
heeft laten leiden door deze in z’n algemeenheid beschouwd tot stand gekomen
informatie van de zijde van de pleegfamilie en daarbij heeft zij de informatie
van onze zijde: de uitkomsten van de onderzoekers betreffende de geestelijke en
lichamelijke gesteldheid van mijn dochtertje en de mogelijkheden van mij en
stiefmoeder en de videobeelden totaal van tafel geveegd!
Over
argument 3.
De vader heeft naar het oordeel van de
rechtbank in ieder geval twee keer de belangen van dochtertje op ernstige wijze
geschaad. De eerste keer is dat gebeurd doordat hij samen met de
stiefmoeder dochtertje in 2010 uit haar
vertrouwde sociale omgeving heeft weggehaald en meegenomen naar Griekenland.
Even de werkelijke situatie uitleggen want
daar schijnt de rechtbank, ondanks de haar aangeleverde stukken, niet van op de
hoogte te zijn!
Op 23 april 2008 werd ik door het Hof m.i.v.
23 juni 2008 met het éénhoofdig gezag belast omdat het Hof ervan overtuigd was
dat ik het belang van mijn dochtertje voorop stel en onder de voorwaarde dat
mijn kind vooralsnog in het pleeggezin zal blijven en dat ik zou inzien dat
mijn kind niet binnen een jaar in mijn gezin zou kunnen worden geplaatst.
Daarmee kwam mij van rechtswege de bevoegdheid toe te bepalen waar mijn kind
haar hoofdverblijf heeft.
De Raad voor de kinderbescherming had gesteld
dat wanneer ik het belang van mijn dochter voorop stel, de Raad ermee zou
kunnen instemmen dat ik het gezag krijg.
In de uitspraak valt dus een duidelijke
tendens van een geleidelijke en door jeugd- en pleegzorg zorgvuldig begeleide
terugkeer van dochter naar mijn gezin te constateren. Er kan niet worden
ontkend dat het Hof dit voor ogen had! Daar kan niemand omheen, ook jeugd-
en pleegzorg niet!
Ik had dan ook niets anders verwacht van
jeugd- en pleegzorg dan oprechte medewerking aan een geleidelijke terugkeer van
dochter naar mijn gezin, wie zou dat niet hebben gehad na zo’n uitspraak,
maar ik kwam van een koude kermis thuis!
Het werd mij niet toegestaan om op termijn
invulling te geven aan mijn ouderlijk gezag!
Zij waren vasthoudend in hun voornemen
dochtertje in het pleeggezin te houden en de enige hulp die mij werd geboden
was “ouderbegeleiding” om te leren accepteren dat mijn dochter verder
in het pleeggezin zal opgroeien en ik als “vader op afstand” moet functioneren.
Die vorm van hulp heb ik uiteraard geweigerd
en dat werd direct aangegrepen om te stellen dat “andere middelen hebben
gefaald” om OTS op te kunnen laten leggen.
Jeugdzorg maar vooral pleegzorg, (die zéér
nauw betrokken is met het pleeggezin en vanaf de uithuisplaatsing feb. 2006
dé grote drijfkracht is achter haar intentie mijn dochter permanent in
het pleeggezin te houden, alsof het zou zijn beloofd), hebben niets
nagelaten om weer “juridische grip” op de situatie te verkrijgen.
Zo heeft jeugdzorg geprobeerd mij een verklaring
te laten ondertekenen waarin ik akkoord ga met permanente pleeggezinplaatsing
en zal berusten in de hoedanigheid van “ouder op afstand”.
Jeugdzorg en de Raad werden onder enorme druk
gezet door de gedreven advocaat van de fanatieke pleegzorg om de juridische
sterke positie die jeugdzorg had vóór de gezagtoewijzing, d.m.v. OTS en MUHP of
(liever nog) gezagsontheffing, te hernemen.
Jeugdzorg en de Raad waren daarvan niet onder
de indruk en gaven aan dat de pleegfamilie zich kon beroepen op het “Blokkaderecht”,
(na een jaar vrijwillige plaatsing in pleeggezin kan kind niet terug naar ouder
zonder toestemming pleeggezin).
Ik had ingezien dat mijn dochter niet binnen een jaar na de uitspraak van 23 april 2008 in mijn gezin kon worden geplaatst maar een jaar na de uitspraak (23 april 2009), had de plaatsing beslist mijn instemming
niet meer omdat duidelijk werd dat de doelstelling van jeugd- en pleegzorg
permanente plaatsing inhield met vader in een rol op afstand maar jeugd- en
pleegzorg hebben de plaatsing toch doorgedrongen tegen mijn wil! De plaatsing viel tot het moment van intreden van mijn gezag, (23 juni 2008) nog steeds onder OTS en MUHP dus gedwongen. De vrijwillige plaatsing heeft dus slechts tien maanden geduurd.
Na anderhalf jaar was overduidelijk dat
jeugd- en pleegzorg geen enkele medewerking zouden gaan verlenen aan de
terugkeer van mijn dochter en in okt. 2009 kwam ik er bovendien achter dat mijn
dochter door de pleegfamilie aantoonbaar werd onthouden van de voor haar
onontbeerlijke onderzoeken en behandelingen (w.o. fysiotherapie) i.v.m. haar
bij de geboorte opgelopen “Erbse parese”, (zenuwbeschadigingen in linkerarm en
schouder waardoor beperkte mobiliteit).
Op 22 okt. 2010 werd ik door de behandelende specialist van dochter
aangeschreven om met dochter op 24 nov. 2010 te verschijnen op het spreekuur
van de neurochirurgie
Op 2 nov. 2010 heb ik jeugdzorg op de hoogte
gesteld en met klem verzocht aan de oproep gehoor te geven maar jeugdzorg noch
pleegouders gaven gevolg aan deze oproep.
Op 5 nov. 2010 kreeg ik bericht van jeugdzorg
dat door een kinderarts van het plaatselijke ziekenhuis was aangegeven dat onderzoek
niet in het belang van dochter is en sociaal, emotioneel te belastend
zou zijn.
Op 22 dec. 2010 werd ik nogmaals
aangeschreven door de specialist en werd aangegeven dat het belangrijk is en
medisch noodzakelijk is dat dochter op korte termijn wordt
gecontroleerd maar ook aan deze oproep werd geen gehoor gegeven.
Ik heb daarom in jan. 2010 netjes vervangende toestemming hernieuwde diagnostiek en verzoek beëindiging
verblijf aangevraagd bij de rechtbank.
Op 13 april 2010
kreeg ik een brief van pleegzorg waarin werd vermeld dat er een bezoek is
gepland bij de neurochirurgie op dinsdag 20 april 2010. In deze brief wordt
ik gevraagd niet bij het bezoek aanwezig te zijn en vermeld dat pleegzorg er
waarde aan hecht dat dochter samen met haar pleegmoeder de neurochirurgie
bezoekt en dat ik uiteraard na het bezoek zal worden geïnformeerd over de
uitkomsten van het onderzoek. Ik ben echter nimmer geïnformeerd over de
uitkomsten van het onderzoek waardoor er twijfels zijn ontstaan of het
onderzoek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Op 21 april 2010 kreeg ik bericht van
jeugdzorg dat door voornoemde kinderarts was aangegeven dat het hem niet
onverantwoord lijkt om gedurende langere tijd de fysiotherapie van dochter uit
te stellen en dat de medische noodzaak voor een herbeoordeling in het
ziekenhuis op dit moment zijn inziens niet aanwezig is.
In juni 2010 was nog steeds geen aanstalten
gemaakt met onderzoek naar de door mij reeds in jan. 2010 verzochte vervangende
toestemming en ik had nog steeds geen enkele informatie gekregen over enig
onderzoek of andere ontwikkeling aangaande dochter.
Toen was voor mij de maat vol en ik heb na
een bezoekmoment de pleegfamilie gebeld met de mededeling dat ik mijn dochter
niet meer terug zou brengen en zelf de opvoeding en verzorging van mijn dochter
op me zou gaan nemen. Ik ben met haar en mijn familie op 23 juni 2010 naar het
buitenland verhuisd om mijn dochter aldaar door specialisten te laten onderzoeken
alwaar “Scoliose” (vergroeiing van de ruggenwervel) werd geconstateerd als
gevolg van onthouding van fysiotherapie. Ook werd door specialisten een gezonde
gehechtheidrelatie van mijn dochter met mij en mijn gezin aangetoond en er was
geen sprake van hechtingsproblematiek bij mijn dochter. De opvoedkundige
kwaliteiten van mij en stiefmoeder werden eveneens door specialisten ruim
voldoende geoordeeld. Mijn dochter is (samen met haar stiefzus) direct het
basisonderwijs gaan volgen en ze gingen beide met veel plezier naar school. Zes
maanden lang leefden we in gelukkige omstandigheden en mijn dochtertje was een
uiterst gelukkig stralend kind, had véél plezier met haar stiefzus waarvan het
vele videomateriaal getuigt.
Op 14 dec. 2010 werd door de Griekse politie mijn dochtertje tijdens
het naar school weggehaald en naar een Grieks weeshuis bracht. Ik werd voor
haar ogen geboeid als een misdadiger, schuldig geacht aan ontvoering, afgevoerd
en opgesloten. Dit heeft een verschrikkelijke paniekangstreactie bij mijn kind
tot gevolg gehad die zij haar hele leven zal heugen. De Griekse autoriteit was
door de Nederlandse autoriteit er van in de veronderstelling gebracht dat de
pleegouders over het gezag beschikten hetgeen uiteraard niet waar was, zij
hebben nooit het gezag gehad. Toen mijn vrouw na vier dagen aantoonde dat het
pleeggezin niet over het gezag beschikte doch daarentegen ik weldegelijk, werd
ik direct op vrije voeten gesteld maar voor mijn dochtertje was het toen al te
laat, zij was al door een lid van het pleeggezin (begeleid van een
jeugdzorgmedewerker en een politiemedewerker) uit het weeshuis opgehaald en
naar Nederland vertrokken.
Ondanks dat bovenstaande via de
aangeleverde informatie mijnerzijds de rechtbank genoegzaam duidelijk moet zijn
geworden oordeelt de rechtbank dat ik de belangen van mijn dochtertje op
ernstige wijze heb geschaad! Het tegendeel heb ik gedaan! Ik heb haar belangen
behartigd omdat dit als gezaghebbende ouder mijn wettelijke plicht was!
De situatie in mijn gezin heeft nooit
enige aanleiding gegeven tot vrees voor “ernstig
nadeel” voor mijn dochtertje (getuige haar zes gelukkige maanden in
mijn gezin in Griekenland en de goede aanbevelingen van de vele deskundigen) en
dat weet de rechtbank ook en heeft daarom ook haar stelling: “Het kan niet anders dan dat dit voor
dochtertje een traumatische ervaring is geweest” volledig uit de
lucht gegrepen!
In de tijd die
mijn dochtertje in mijn gezin heeft doorgebracht in Griekenland hebben
getuigenissen van familie, deskundigen aldaar en videobeelden overtuigend aangetoond
dat zij zich bij ons uitermate op haar gemak voelde, hetgeen ook de twee
psychologen van het NIFP in hun rapport hebben verklaard:
“Dochtertje
lijkt geen trauma te hebben overgehouden aan de plotselinge wisseling
van woon en leefomgeving hetgeen aangeeft dat zij bij vader en stiefmoeder
op haar gemak voelde. Hiervan getuigen ook de beelden op de dvd uit die
periode”.
Over mijn
ouderschap werd door bovengenoemde psychologen het volgende verklaard:
“Wat betreft vader
is er sprake van ruim voldoende
pedagogische
en affectieve
vaardigheden
in relatie tot
Linda. Vader is in staat om haar de nodige structuur en
veiligheid te bieden. Hij sluit goed bij haar
aan en er is sprake van een natuurlijke band en verrouwen over en weer. Er worden geen beperkingen geconstateerd.”
De rechtbank wilde nog wel toegeven dat:
“Duidelijk
is dat de vader wel een band met dochtertje heeft en dat er sprake is van een
zekere gehechtheid.”
en:
“Daarbij
moet er ook, met wederzijds en voor dochtertje merk- en voelbaar respect,
ruimte zijn voor contact tussen dochtertje
en de vader, met wie zij - zo is voldoende aannemelijk geworden - wel
een zekere gehechtheidrelatie heeft.”
Over
argument 4
Daarnaast hebben de vader en de stiefmoeder lange tijd,
onder meer door publicaties op het internet, een ware kruistocht tegen het
pleeggezin gevoerd
Stelt U zich eens voor:
Uw ouderschap is drie keer door
professionele deskundigen van officieel erkende hulpinstanties (waaronder twee
forensische), ruimschoots “good enough” geoordeeld en dat is de
kinderrechter gebleken (zie pagina 9 en 14) en u wordt door de
voorzieningenrechter schuldig geoordeeld aan het strafbare feit diffamatie,
d.w.z.: laster, belediging. aantasting van eer en goede naam of schending van
de privacy omdat u gebruik heeft gemaakt van uw recht op vrije meningsuiting en
uw ongenoegen over het functioneren van jeugdzorg, pleegzorg, en pleegfamilie op
het internet heeft geuit, dat om die reden uw ouderlijk gezag wordt ontnomen!
De rechtbank oordeelde dat ik daarmee de
belangen van mijn dochtertje ernstig zou hebben geschaad omdat :
"Het lijdt geen twijfel dat alle
leden van het pleeggezin en dus ook dochtertje,
hierdoor erg zijn/worden belast en dat het loyaliteitsconflict, waarin dochtertje zich reeds geruime tijd bevindt, alleen
maar verder is versterkt door het optreden van vader en stiefmoeder. Door dit
optreden hebben de vader, maar ook de stiefmoeder, getoond dat zij niet op
verantwoordelijke wijze de belangen van dochtertje hebben willen inschatten”.
Omdat we na ruim vier jaar strijd om het
fundamenteel recht van mijn dochter en mij en nergens gehoor vonden hebben we
ten einde raad de media ingeschakeld en ons verhaal op het internet gepubliceerd:
Het verhaal dat mijn vrouw op het internet
plaatste:
“Wij
willen graag ons verhaal in de publiciteit brengen om te laten zien hoe er
gefaald wordt bij de verschillende instanties, die zouden moeten opkomen voor
de rechten van onze kinderen. Instanties
als jeugdzorg, AMK en ook pleegzorg.
Ons verhaal:
Mijn man heeft in zijn vorige
relatie in 2005 een dochter gekregen. Moeder had al een zoon van 10. Mijn man
was niet getrouwd met deze vrouw en had geen gezag over zijn dochter. De moeder
van het dochtertje kreeg na de geboorte psychische problemen en verwaarloosde
de kinderen. Mijn man is vanaf dat moment bezig geweest om hulp te krijgen voor
de kinderen. Na acht maanden is het dan eindelijk gelukt. In begin 2006 zijn de
kinderen uit huis geplaatst. Eindelijk hulp, dacht hij, maar toen begon de
ellende pas echt. Broer en zus werden vanaf de eerste dag gescheiden van
elkaar. Dochter is in een vast pleeggezin terecht gekomen, de zoon was vanaf
dat moment tot op heden bij
twintig verschillende pleeggezinnen, internaten en uiteindelijk in het
residentiële instelling de Hoenderloogroep
ondergebracht.
In 2007 heeft BJZ het gezag gekregen over dochter na zeer zware
beschuldigingen jegens vader. Uiteraard zijn wij hier tegen in beroep gegaan en
vader heeft dit gewonnen en is op 23 juni 2008 belast met het gezag over zijn
dochter. Gelukkig dachten we, eindelijk ons gezin compleet. Maar helaas niks is
minder waar, vanaf dit moment blijft jeugdzorg volharden in het tegenwerken om
vader en dochter te herenigen. Als gezaghebbende heb je het recht om mee te
beslissen met de keuzes die gemaakt worden met betrekking tot je kind. Helaas
was dat in zijn geval niet aan de orde.
Vele belangrijke beslissingen zijn genomen zonder vader ergens in te kennen.
De schoolkeuze, de medische beslissingen, de keuze van het pleeggezin c.q. hoofdverblijfplaats nergens werd vader in
gekend. De keuzes van een christelijk gezin, christelijke school zou toch bij
de gezaghebbende moeten liggen en niet besloten moeten worden door wat voor
instantie dan ook. Een uurtje per maand als omgangsregeling, dat was waar vader
het mee moest doen.
Als uitgangspunt in deze zaak is niet zoals gebruikelijk, namelijk werken naar een terugplaatsing, maar
tegenwerking en ook chantage om het kind in het pleeggezin te laten opgroeien.
Stelling hierin is, dat het meisje een hechtingstoornis heeft en hierdoor beter
af zou zijn in het pleeggezin! Vader zou niet in het belang van zijn dochter
denken als het kind bij hem terug
geplaatst zou worden, BJZ dreigt
(chanteert) met een OTS als vader toch zijn dochter bij hem wilde laten wonen.
Hoe bizar. Een kind heeft toch het recht om bij zijn eigen ouder op te groeien.
Elke aanvraag of procedure kost zoveel tijd, zodat ondertussen vierenhalf jaar
verstreken is, zonder iets opgeschoten te zijn. De hechting tussen pleegouders
en kind wordt zo langzamerhand alleen maar groter en de afstand tussen vader en
dochter enorm. Het lijkt dan ook alsof andere belangen een grotere rol spelen,
zoals geld, geloof en macht van verschillende vooraanstaande personen. Het is
dan ook als fatsoenlijke burger van Nederland heel moeilijk om in zo’n situatie
een eerlijke en rechtvaardige strijd te kunnen voeren. Met advocaten hebben wij
geprobeerd om tot goede afspraken te komen met het pleeggezin, door b. v. een co-ouderschap aan te gaan, maar vanaf dat
moment weigerden de pleegouders helemaal elk contact met mijn man, de
biologische vader, wat toch in het
belang van het meisje is.
Op 23 juni 2010 na een bezoek van dochter bij ons, hebben wij besloten
haar niet meer terug te brengen bij het pleeggezin. Er was geen sprake van een
OTS of UHP, de plaatsing was op vrijwillige basis. Wij hebben op dat moment het
land verlaten om een paar dagen tot rust te komen. In ons huis is er vanaf dat
moment vijf keer een huiszoeking geweest en is zelfs mijn 71-jarige
schoonmoeder mee naar het politiebureau genomen voor een verklaring, terwijl er
geen strafbaar feit is gepleegd.
Er is gemeld dat er een telex voor mijn man en dochter is afgegeven en
ook een voorlopige OTS en voorlopige uithuisplaatsing. Op 7 juli zal er een
zitting plaatsvinden op de rechtbank in Groningen. Door deze hele situatie zijn
we nu op de vlucht en worden achtervolgd als terroristen, waarom???
Er zijn op dit moment advocaten bezig met een verzoek in te dienen bij
het Europese hof om uiteindelijk een eerlijke en rechtvaardige zitting te
bewerkstelligen.
Graag zou ik mijn verhaal persoonlijk vertellen in de media, want dit
is nog maar een gedeelte van mijn verhaal. Ik heb nog andere bevindingen
gedaan, die ik graag aan een ieder wil
toelichten”.
Als viceraadslid, dus volksvertegenwoordigster hoor ik velen die in
dezelfde situaties verkeren, ook het internet staat vol met misstanden in de
jeugdzorg. Het wordt tijd dat de media
hiervan op de hoogte wordt gesteld.
Wij hebben alles achtergelaten in Nederland en willen graag naar huis”.
In daarop volgende publicaties hebben we
aangegeven dat er een vermoeden bestond van seksueel misbruik omdat mijn
dochtertje een poppetje tekende met een mannelijk geslachtsdeel tussen de benen
en omdat, toen ik een keer in bad ging, zij aan mij vroeg of ze mee mocht in
bad waarop ik heb geantwoord dat ze beter samen met haar stiefzus in bad kon
gaan waarop zij antwoordde dat zij ook met pleegvader en pleegbroer in bad ging
en dan het spelletje “Pinokkio gaat jou
pakken” speelden en dat geen leuk spelletje vond. Toen ik mijn dochtertje een
keer naar bed bracht en haar onderstopte, trapte zij haar deken weer weg, deed
haar broekje uit en spreidde haar beentjes.
Deze details hebben wij echter nooit
gepubliceerd doch wél dat er een vermoeden was van seksueel misbruik.
We hebben met het woord “vermoeden”
echter geen onwaarheid in de openbaarheid gebracht maar ik geef toe dat dit
niet verstandig is geweest van ons want ik kan me voorstellen dat zelfs het vermelden
van een vermoeden van een misdrijf onnodig grievend kan zijn zolang het
misdrijf niet is bewezen. We hebben daarom ook direct ervoor zorg gedragen de
publicaties zo snel mogelijk te verwijderen maar bij welke ouder zou geen
vermoeden van seksueel misbruik ontstaan bij deze handelingen en uitspraken van
zijn kind van vijf jaar oud en welke ouder zou dan niet aan de bel willen
trekken? Waar konden wij aan de bel trekken in onze situatie? Bij jeugd- en
pleegzorg?
Wij hadden spijt van deze publicatie en
hebben er voor zorg gedragen dat alles vóór de deadline verwijderd was. Wij
hebben daarna de “commissie Samson” benaderd maar die gaan niet in op
waarheidsvinding van individuele gevallen.
Wij werden door de voorzieningenrechter op
straffe van het verbeuren van een dwangsom bevolen de publicaties vóór een
bepaalde datum te verwijderen hetgeen we hebben gedaan, daar waren we zeker van
want wij hebben na die deadline alle in het vonnis vermelde internetadressen
gecheckt en daar was geen enkele publicatie van ons meer aanwezig!
De advocaat van het pleeggezin meende
echter na de deadline toch nog één publicatie te hebben aangetroffen die zij
“aantoonde” met screenshot van de betreffende site met een datum van na de
deadline. Je hoeft echter geen computerdeskundige te zijn om te weten dat
uiterst simpel een fake screenshot gemaakt kan worden omdat heel simpel de
datum is aan te passen, dat heb ik bewezen door een screenshot te maken van een
site met een datum in de toekomst. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat
met dit screenshot vast was komen te staan dat ik een dwangsom had verbeurd en
werd veroordeeld tot het betalen van een niet onaanzienlijke dwangsom.
De grootvader van mijn vrouw is als naast
familielid uiteraard ook zeer betrokken bij de zaak en op de hoogte van de
ontwikkelingen en heeft eveneens over onze zaak op het internet gepubliceerd. Hij
is, net als ons, zeer verbolgen over de onrechtvaardige gang van zake in de
jeugdzorg doch acht het (vanuit zijn individuele waarneming en zijn recht op
vrije meningsuiting) aannemelijk dat rechtvaardiging kan worden gevonden
mogelijk grievende uitlatingen te doen op het internet. Bovendien vermeld hij
daarbij geen naam en toenaam van personen die bij onze zaak zijn betrokken!
Ik ben niet in de positie om hem te
sommeren zijn publicaties van het internet te verwijderen aangezien een ieder
het recht heeft op vrije meningsuiting zolang de grenzen die de zorgvuldigheid
in het maatschappelijk verkeer met zich meebrengt niet worden overschreden. Hij
vindt dat hij dat niet doet. Of hij grenzen overschrijdt is niet aan mij
maar aan de voorzieningenrechter, die is daarvoor de aangewezen persoon om dat
te beoordelen!
De rechtbank oordeelt evenwel:
“Ook
thans blijken zij niet in staat te zijn om de grootvader van de stiefmoeder
te bewegen te stoppen met publicaties als voornoemd, ondanks dat het ook
voor de vader en de stiefmoeder al langere tijd vaststaat dat de
beschuldigingen onjuist zijn en door de voorzieningenrechter onrechtmatig worden
geacht”.
Wat denkt de rechtbank wel, dat ik
verantwoordelijk moet worden gehouden voor de handel en wandel van de
grootvader van mijn vrouw en dat het feit dat ik niet “in staat” ben om hem van publicatie te weerhouden maar meegewogen
moet worden in de overweging tot ontheffing van mijn ouderlijk gezag?
Het moet toch niet gekker worden!
Over
argument 5:
“Ook de onderzoekers hebben vastgesteld dat
de stiefmoeder kampt met ernstige persoonlijkheidsproblematiek”.
Hier bezigt de rechtbank volledig ongerechtvaardigd wél de term:
“ernstig” terwijl ze in de zin: “Hiermee is het…?... nadeel van terugkeer naar de vader reeds
gegeven” de door wetgever verplichte term: “ernstig”
bewust weglaat!
Het woord: “ernstige”
is nooit door de onderzoekers gebezigd m.b.t. hun conclusie: “persoonlijkheidsproblematiek” bij
stiefmoeder
Door de
onderzoekers werd vermeld:
“Qua
persoonlijkheid is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek, met enige
borderline trekken. In haar functioneren maakt zij een overwegend stabiele
indruk en zijn deze trekken
slechts in lichte mate aanwezig. De veronderstelling is dat haar dit
mede lukt dank zij de relatie met
vader.”
“Wat betreft stiefmoeder kan gesteld worden dat zij in algemene zin over voldoende
pedagogische en affectieve vaardigheden beschikt.”
“Zijn er (contra)-indicaties voor opvoeding en verzorging bij de vader en zijn
huidige
partner, gelet op eventuele psychische en/of psychiatrische problematiek?
Nee. Er is sprake van een stabiele relatie tussen vader en stiefmoeder, welke
reeds een aantal jaren bestaat.”
“Informatie anderen
Mw. Mulder, spv'er Lentis
Mevrouw Mulder heeft stiefmoeder van november 2006 tot december 2007 begeleid.”
“Referent omschrijft haar als een getraumatiseerde vrouw met persoonlijkheidsproblematiek, welke echter niet voldoende duidelijk aanwezig is om een
diagnose te
stellen.”
“Stiefmoeder kwam op referent over als een vrij intelligente, verstandige vrouw die in de begeleiding een stabiele, zuivere en sterke indruk maakte. Destijds heeft referent de wens van stiefmoeder om haar dochter terug te krijgen ondersteund. Toen dit ook gebeurde is er thuiszorg en Video home training (VHT) ingezet.
Stiefmoeder maakte
bij deze hulpverlening een goede indruk en de hulp werd zeer positief
afgesloten.”
Uit bovenstaande blijkt ondubbelzinnig dat de
rechtbank de hierboven vermelde conclusies moedwillig aan de kant heeft
geschoven. De rechtbank heeft uit eigen beweging moedwillig de door de
onderzoekers oprecht vermelde “persoonlijkheidsproblematiek
met enige in lichte mate aanwezige borderline trekken welke echter niet voldoende duidelijk aanwezig is om een diagnose te stellen” verdraait naar “ernstige persoonlijkheidsproblematiek.“
Over
argument 6:
“Dit alles overwegende komt de
rechtbank tot de conclusie dat het belang van de vader om dochtertje in zijn
gezin op te voeden niet opweegt tegen het belang van dochtertje bij
duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit in haar leven. Deze
duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit kan dochtertje niet worden
gegarandeerd indien het gezag van de vader zal worden gehandhaafd, omdat
naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs te verwachten is dat de vader
zal blijven doorgaan met zijn gevecht tegen de pleegouders en zijn gevecht voor
terugplaatsing van dochtertje bij hem. Voortduring van dat gevecht zal
dochtertje in steeds groter wordende problemen brengen.
Hieruit komt dus duidelijk naar voren dat de rechtbank mij heeft ontheven
van mijn gezag;
1. niet omdat ik ongeschikt of onmachtig zou zijn mijn plicht
tot verzorging en opvoeding te vervullen;
2. niet omdat het belang van dochtertje zich niet zou verzetten
tegen de ontheffing;
3. niet omdat mijn dochter langer dan een jaar met mijn instemming in het pleeggezin zou hebben verbleven want het verblijf met mijn instemming heeft slechts tien maanden geduurd;
4. niet omdat voortzetting van pleeggezinplaatsing “noodzakelijk” zou zijn in het belang van mijn
dochtertje;
5. niet omdat van terugkeer naar mij en mijn gezin “ernstig” nadeel” voor mijn dochtertje
moet worden verwacht;
doch uitsluitend omdat: “duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit dochtertje niet
kan worden gegarandeerd indien mijn gezag zal worden gehandhaafd, omdat
naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs te verwachten is dat vader zal
blijven doorgaan met zijn gevecht tegen de pleegouders en zijn gevecht voor
terugplaatsing van dochtertje bij hem.”
Geen enkele van de door de wetgever gestelde
voorwaarden voor ontheffing is daarmee vervuld en daar is de rechtbank van
op de hoogte!
Bovendien heeft de rechtbank nooit gerechtvaardigd kunnen oordelen dat
zelfs ook maar “vrees” bestond voor
onvoldoende “duidelijkheid,
continuïteit en stabiliteit” voor mijn
dochtertje binnen mijn gezin. Het is
meerder malen van officiële zijde bevestigd dat er geen enkele aanleiding bestond
om daar voor te vrezen. (Good enough).
Vindt de rechtbank het verwonderlijk dat ik
de strijd voor het fundamenteel recht van mijn dochtertje en mij op ongestoord
leven in onderling familieverband niet opgeef?
Al vanaf de uithuisplaatsing in feb. 2006 is door
jeugdzorg en pleegzorg ons dit fundamenteel recht ontnomen en het ergste is
dat de rechtbank achter jeugdzorg en pleegzorg staat in deze misdaad!
Meent de rechtbank nu werkelijk
dat nu mij het gezag is ontnomen, ik de strijd om dit fundamenteel recht van
mijn dochtertje en mij zal beëindigen?
De rechbank heeft de mij toekomende juridische positie als
gezaghebbende “good enough” vader onrechtmatig ontnomen en ik zal daarom nog
feller strijden tegen dit dictatoriale onrecht!
Deze strijd zal echter zonder enige twijfel logischerwijs onmiddellijk
eindigen wanneer mij dit (mij toekomend) recht wordt teruggegeven en ik invulling
kan gaan geven aan mijn door de rechtbank erkende “good enough” ouderschap
en uitvoering kan geven aan het onderhouden van de opgebouwde bestaande en
door de rechtbank erkende gehechtheidrelatie met mijn dochtertje.
De spanningen tussen de (niet minder verbeten vechtende) pleegouders,
jeugd- en pleegzorg enerzijds en mij en mijn gezin anderzijds zullen dan
verdwijnen en er zal dan ruimte zijn voor een normale omgangsregeling van
dochtertje met de pleegouders.
Er hoeft dan geen sprake meer te zijn van de door de onderzoekers
vastgestelde loyaliteitsproblematiek bij mijn dochtertje die alleen maar kan
zijn verergerd omdat sinds 14 dec. 2010 geen contact meer mogelijk is geweest
tussen mij en mijn dochtertje vanwege het hoog opgelopen spanningsveld dat tussen
jeugdzorg en mij is ontstaan sinds zij op die datum bij mij is weggehaald uit
mijn gezin in Griekenland.
Haar loyaliteit aan haar vader, stiefmoeder en stiefzus zal altijd bij haar aanwezig blijven, (de videos getuigen van de gehechtheidsrelatie met ons), net zo goed als haar loyaliteit aan het pleeggezin en het weghouden van dochter van haar vader en zijn gezin zal daarom alleen maar haar loyaliteitsproblematiek verergeren! Zij zal echter door mij nooit worden weggehouden van het pleeggezin en zij kan wanneer zij maar wil onvoorwaardelijk contact hebben met het pleeggezin het pleeggezin en jeugdzorg hielden en houden haar echter wél bij mij weg, ik mocht haar zelfs niet eens ter gelegenheid van haar verjaardag een paar urrtjes mee naar ons huis nemen in het kader van een uiterst beperkte bezoekregeling van een paar uur per maand!
Jeugdzorg weet dat een omgangsregeling door de wet verplicht wordt
gesteld en heeft die dan ook aangeboden doch uitsluitend onder hun toezicht en hun
vrijheid beperkende voorwaarden.
Zo dicteert en controleert jeugdzorg waarover wél dan niet gesproken
mag worden met het kind, wat wél dan niet mag worden gegeven aan het kind en of
een naast betrokken familielid als oma wél dan niet mee mag komen op het bezoek.
Onder deze dictatuur is van een ontspannen bezoekmoment uiteraard geen enkele
sprake meer en dat is niet goed voor mijn dochtertje die de spanning ongetwijfeld
direct zal aanvoelen hetgeen haar loyaliteitsproblematiek alleen maar zal doen verergeren.
Bovendien heeft mijn dochtertje een gezinsvoogd die de
loyaliteitsproblematiek bij mijn dochtertje nou niet bepaald doet verminderen!
Passage uit het evaluatie rapport van pleegzorg (30 juni 2011):
¨In
deze periode heeft de voogdes van Bureau Jeugdzorg een gesprekje met dochtertje
gehad, waarin ze kort
uitgelegd heeft wat er in het leventje van haar vanaf de geboorte gebeurd is, dat de voogdes nu de baas is
en dat de kinderechter dat zo wil. Dochtertje vond dit moeilijk om aan te
horen, ze
gilde en deed haar handen voor haar oren, maar wel zo dat ze het kon
horen wat er gezegd werd. Verder heeft de voogdes haar duidelijkheid gegeven
in de zin dat zij vindt dat dochtertje
altijd in het pleeggezin blijft wonen tot ze
heel groot is. Dochtertje reageerde hier niet op, maar na vertrek
van de voogdes liep ze direct naar de zoon van pleegouders om te vertellen dat ze
nu altijd hier blijft wonen.¨
De gezinsvoogd heeft dochtertje dit verteld niet lang na terugkomst uit
Griekenland (17 dec. 2010) waar ze zes maanden heeft doorgebracht als vrolijk,
gelukkig en normaal functionerend kind, (zie video's), tot ze op 14 dec. 2010, al krijsend: “Papa, mama, ik wil niet weg, ik wil bij
jou blijven, ik zal nooit meer stout zijn” abrupt werd weggehaald.
Het laat zich genoegzaam aanzien dat de
rechtbank haar persoonlijke sympathie voor de onmiskenbaar onwetmatige en
derhalve aanvechtbare standpunten van pleeggezin, jeugd- en pleegzorg heeft
laten prevaleren boven een “overweging en beoordeling in goede justitie” waarbij
zij de blinddoek van “vrouwe Justitia” in deze zaak gemakshalve maar even in de
kast heeft laten liggen!
Uiteraard heb ik hoger beroep ingesteld
tegen de ontheffing van mijn gezag.
Op 8 feb. 2013 heeft de zitting
plaatsgevonden van het hoger beroep op de ontheffing en in de beschikking van 5
maart 2013 werd het beroep afgewezen omdat het beroepschrift van mijn
advocaat niet aan de wettelijke eisen zou hebben voldaan.
En inderdaad, er ontbrak een duidelijke
omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. Mijn advocaat had
op 22 aug. 2012 uitsluitend een “Verzoekschrift
Hoger beroep” (tevens beroepschrift) van slechts anderhalve pagina (waarvan
nog geen halve pagina argumentatie) ingediend op de laatste dag van het
beroepstermijn van drie maanden en dat was alles! Het ergste is dat ik pas op
29 jan. 2013 daarvan door de secretaresse van de advocaat op de hoogte werd
gesteld waarbij tevens werd vermeld dat de advocaat was geschrapt en ik zo
spoedig mogelijk een andere advocaat diende te benaderen terwijl de zitting van
het Hof op 8 feb. 2013 was bepaald.
Mijn advocaat heeft mijn beroep dus
volledig verprutst!
Had het Hof het beroep niet kunnen/moeten
aanhouden om een vervangende advocaat de gelegenheid te geven zich in
gereedheid te brengen voor onze zaak?
Wij gaan naar de Hoge Raad en zo nodig daarna
naar het Europese Hof en zoeken in tussentijd de media weer op met dit
persoonlijke beroepschrift (zonder vermelding van namen) want, RECHT ZAL
GESCHIEDEN voor mijn dochter en haar vader. Mijn dochter heeft het recht
bij mij op te groeien en in een omgeving vrij van subjectieve religieuze,
politieke of welke andere ideologieën dan ook zodat ze later vanuit een zo objectief
mogelijke waarneming, zelf haar keuzes kan bepalen. Dochter heeft nu door de
christelijk gereformeerde pleegouders al zes en een half jaar hun subjectieve
ideologie opgedrongen gekregen, zit op een christelijk gereformeerde school en
in die keuzes ben ik nooit gekend. Ze heeft het leeuwendeel van haar opvoeding
nog voor haar en juist dat deel, belangrijk voor de vorming van bewustwording
van objectieve maatschappelijke normen en waarden die ik altijd al als
vader heb voorgestaan haar mee te willen geven.
Hoogedelachtbaar publiek van de "democratie" Nederland, ik vezoek U bij deze gezamenlijk druk uit te oefenen op de Nederlandse staat door de - zo is uit dit persoonlijk beroepschrift voldoende duidelijk geworden - onrechtmatig uitgesproken ontheffing van mijn ouderlijk gezag via alle mogelijke kanalen van de media wereldkundig te maken teneide te voorkomen dat nog meer families ten gronde worden gericht door de Nederlandse staat.
Wanneer deze zaak voldoende aandacht zal hebben gekregen van de media is er misschien toch nog een kans bij de Hoge raad en zo niet dan bij het Europese Hof, want we strijden door voor onze fundamentele rechten tot het bittere einde!!!